maandag 22 oktober 2012

Snuffie

Net als mijn schoonmoeder heb ik een voorliefde voor kringloopwinkels en rommelmarkten. Daarmee bedoel ik niet de hippe IJ-hallen of de Noordermarkt, waar elke maandagmorgen talloze trendy moeders zich verdringen voor de Exota-kraam, om voor toch nog best een behoorlijk bedrag zo'n geinige gebloemde of gestippelde King Louisjurk te bemachtigen (en voor mijn vriendinnen die nu massaal beginnen te protesteren: Ja, ik heb er zelf ook een stuk of zeven. En ja, die combineer ik ook met platte bruine vintage laarzen, in de zomer met blote benen en in de winter met een maillot, maar daar héb ik het nu niet over). Ik heb het over de kringloopwinkel in Amsterdam Noord. De kofferbakmarkt in het Twiske. En de maandelijkse rommelmarkt in de sporthal van Landsmeer.

Niets fijner dan op zondagmorgen in alle vroegte het huis te verlaten, richting de markt, waar kooplieden ijverig van en naar hun auto lopen, terwijl hun vrouwen bij de kraam de campingstoelen uitklappen en de dop van de thermoskan draaien. Ik hou van de geur, ik hou van het geluid, ik hou van de grappen, ik hou van het gedoe.

In het voorportaal, waar twee met goud behangen vrouwen achter een tafel het entree-geld in ontvangst nemen en zorgvuldig een geel genummerd briefje van een bloknootje scheuren als bewijs van betaling, maak ik afspraken met mijn zesjarige dochter. "Als je me kwijt bent ga je naar deze tafel. Je krijgt twee euro en daarvan mag je leuke dingen kopen. Probeer te onderhandelen. En de belangrijkste regel: GEEN knuffelbeesten. Die zijn vies. Begrepen?" Ze knikt, draait zich om en rent met een hebberige glans in haar ogen de sporthal in. Die zie ik voorlopig niet meer. Ik duw de buggy met Julian erin naar voren en kies mijn pad.

Bij de tweede kraam gebeurt het. Julian gaat rechtop zitten en graait een wit smoezelig hondje van een kraam. Zo snel als ik kan pak ik het uit zijn handen en leg het terug. "Nee, die niet, neem deze", zeg ik beslist en stop een playmobiel autootje in zijn knuistje, dat hij onmiddellijk wegsmijt. Hij zet het op een brullen. Het galmt door de gymzaal. Ik ben verloren. Ik pak het vieze beest tussen duim en wijsvinger en hoor mezelf vragen: "En wat kost deze?"

Het dier wordt door Naïma Snuffie gedoopt en is vanaf de eerste minuut Julians beste vriend. Hij sleept 'm overal mee naartoe, aan z'n oren, in z'n rechterhand. We rijden er voor terug naar Arnhem, als hij hem na een familiebezoek heeft laten liggen. We halen hem uit de vijver van de pinguins in Artis. We zeggen hem welterusten als Juul gaat slapen, en goedemorgen als ie opstaat. Als we gaan ontbijten dekken we een extra bord.

Twee jaar lang gaat dat ontzettend goed. We zijn allemaal een beetje van dat lelijke verwaarloosde mormel gaan houden. Erik Jan heeft zelfs een lied voor hem gemaakt. We zingen het elke avond. We kunnen ons geen leven meer zonder Snuffie voorstellen.

Op een woensdagmiddag heb ik voor Julian een boterham gesmeerd. Snuffie eet gezellig mee. Als de boterham op is en ik Julian uit de kinderstoel til grist hij gewoontegetrouw Snuffie aan z'n oren mee van tafel. Maar dit keer laat hij direct weer los. Snuffie valt op de grond. Julian blijft even staan, zijn ogen wijd open. Dan raapt hij Snuffie voorzichtig op, loopt ermee naar de vuilnisbak, opent het deksel en werpt hem resoluut tussen de vieze luiers en de broodkorsten. Ik weet niet wat ik zie. "Juul! Wat doe je nou?", roep ik geschrokken. "Hij plakt", is Julians eenvoudige antwoord. Hij loopt weg zonder om te kijken.

Compleet in shock haal ik Snuffie uit de vuilnisbak. Er zit een beetje honing aan z'n oor. Ik maak een sopje en even later hang ik een spierwitte Snuffie aan twee knijpers aan de waslijn. Als ik hem de volgende dag aan Julian wil teruggeven keurt die hem geen blik waardig. Snuffie heeft afgedaan.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten