maandag 29 oktober 2012

Opa is dood

Opa is dood. Verslagen vertellen we het de kinderen. Die waren al enigszins op het nieuws voorbereid maar toch. Naïma is even stil en haalt dan een papiertje uit de achterzak van haar spijkerbroek. Er staat een nummer op. Ze pakt de telefoon uit de lader, loopt naar de hal, gaat op de trap zitten en draait het nummer. Als haar juf opneemt barst ze in huilen uit. "Nanette? Opa is dood".

"Opa is dood", herhaalt Juul, "heb je blij?" Hij kijkt me onderzoekend aan. Hij is erg bezig met het herkennen van emoties. Hij houdt er niet van als iemand boos is, of verdrietig, en checkt dat voor de zekerheid elke vijf minuten. We zijn het allebei. Opa is dood en dat is een rotstreek. En we zijn moe. Moe van het ziekbed, moe van het heen en weer rijden, moe van het naderend einde, moe van alle emoties. Maar we vermannen ons, knuffelen het kereltje en doen een poging uit te leggen wat er aan de hand is. "Opa slaapt en hij wordt niet meer wakker", zeggen we, "want opa was ziek en heel erg moe. Hij is nu in de hemel, boven in de lucht en daar is hij gezond en blij". We zeggen maar wat. Wat we niet zeggen is dat we het ook niet begrijpen. Dat kanker een lelijke ziekte is. Dat opa veel en veel te jong was. Dat we het oneerlijk vinden, dat hij precies nu doodgaat nu we hem zo hard nodig hebben.

Ik vraag Naïma of ze mee wil naar de begrafenis. "Ga je dan huilen?", vraagt ze. "Ja", zeg ik. "Gaat oma Gerda dan huilen?", vraagt ze. "Ja", zeg ik. "Gaat papa dan huilen?", vraagt ze. "Misschien", zeg ik. "Dan ga ik niet mee", zegt ze beslist, "ik vind het zo zielig als grote mensen huilen".

Ongeveer een maand later gaan we met de hele familie naar het graf. De kleinkinderen hebben tekeningen gemaakt. Oma heeft die geplastificeerd en aan houten stokken vastgemaakt zodat ze ze in de grond kunnen steken. We hebben kaarsen bij ons, wat plantjes en een schep. De kinderen gaan aan het werk. Alleen Julian houdt zich afzijdig. Hij loopt doelloos rond tussen en over de graven. Hij is diep in gedachten. "Hee, kom eens kijken naar opa's graf", zeg ik, "vind je dat het mooi wordt?" Juul kijkt naar het graf. Hij zegt niks. Dan kijkt hij naar boven.

"Is opa nou in de grond of in de lucht?", roept hij ineens uit. Ik moet lachen. Ik wou dat ik het wist jongen, denk ik, maar ik zak door m'n knieën, kijk hem aan en vertel maar weer een onduidelijk verhaal over een moe en ziek lichaam, dat opa even mocht lenen, maar nu niet meer nodig heeft. Dat dat lichaam onder de grond begraven ligt en opa zelf boven in de hemel is. Julian luistert aandachtig. Hij fronst zijn wenkbrauwen. Uit zijn blik kan ik niet opmaken of hij me gelooft. "Heb je blij?", vraagt hij als ik ben uitgepraat.

Als we terug naar huis rijden is het donker. De lucht is helder. De maan is bijna rond. Juul kijkt vanuit zijn autostoeltje door het raam naar buiten. "Daar is opa", gaapt hij tevreden. Hij wijst naar een ster die zo fel verlicht is dat het ook een vliegtuig zou kunnen zijn. "Ja, daar is opa", zeggen we terug en we zwaaien even. Dag opa.








Geen opmerkingen:

Een reactie posten